Slaapregressies
5 december 2025
13 min lezen
Slaapregressie 11 maanden bij baby en dreumes die onrustig in ledikant ligt maar door ouder wordt getroost

Slaapregressie 11 maanden: wat nu en 7 zachte tips

Slaapregressie 11 maanden betekent dat je baby ineens slechter slaapt, vaker wakker wordt of moeilijker inslaapt, terwijl het eerder best goed ging. Het is geen officiële diagnose, maar een veelgebruikte term voor een tijdelijke terugval in slaap door ontwikkeling, groei en veranderingen in het dagritme.

Veel ouders schrikken van deze fase. Je had net het gevoel dat het slapen beter ging en ineens zijn de nachten weer kort, is je baby onrustig en lijken alle trucjes die eerst hielpen ineens niet meer te werken. Dat kan je onzeker, moe en soms ook wanhopig maken.

In dit artikel lees je wat er rond 11 maanden gebeurt, hoe je het verschil ziet tussen slaapregressie en andere oorzaken, en wat je per leeftijd (4–12 maanden en 1–2 jaar) praktisch kunt doen. Je krijgt zachte, stapsgewijze strategieën om het slapen te ondersteunen, zonder je kind lang te laten huilen.

Wat is slaapregressie rond 11 maanden precies?

Slaapregressie rond 11 maanden is een periode waarin het slapen tijdelijk achteruit lijkt te gaan, terwijl je baby juist grote stappen maakt in de ontwikkeling. Dit kan zich uiten in vaker wakker worden, kortere dutjes, strijd bij het naar bed gaan of plotseling heel vroeg wakker worden. Vaak valt het ouders extra op omdat er daarvoor een redelijk stabiel ritme was.

Belangrijk om te weten: deze terugval is meestal tijdelijk. Rond 9–12 maanden maken veel baby’s een sprong in motoriek (staan, lopen langs meubels), taal en sociale ontwikkeling. Hun brein is volop aan het oefenen, ook tijdens de nacht. Dat zorgt voor meer onrust, lichter slapen en soms ook meer behoefte aan nabijheid. Je baby "kan" dus niet ineens niet meer slapen, maar heeft tijdelijk meer hulp nodig om tot rust te komen.

De term slaapregressie 11 maanden wordt vaak gebruikt, maar in de praktijk zie je dat klachten soms al rond 9 maanden beginnen of juist pas rond 12 maanden. Ook kan deze fase overlappen met andere bekende periodes, zoals een eerdere slaapregressie 9 maanden of latere sprongetjes in het tweede levensjaar. Het gaat dus meer om het patroon (tijdelijke terugval na een goede fase) dan om de exacte dag waarop je kind 11 maanden wordt.

Oorzaken van slaapregressie rond 11 maanden

De belangrijkste oorzaak van slaapregressie rond 11 maanden is ontwikkeling. Je baby leert staan, optrekken, soms al een paar stapjes zetten. Ook begrijpt hij meer taal en kan hij sterker reageren op scheiding van ouders. Al deze nieuwe vaardigheden vragen veel energie en worden in de slaap verwerkt. Daardoor kan je baby onrustig dromen, vaker wakker worden of direct willen oefenen zodra hij wakker wordt in het bedje.

Daarnaast verandert rond deze leeftijd vaak het dagschema. Sommige baby’s gaan van drie naar twee dutjes, of van twee langere dutjes naar één lange en één korte. Als dutjes te laat of te lang zijn, kan je kind minder slaapdruk hebben bij bedtijd. Gevolg: langer wakker liggen, spelen in bed, huilen bij weggaan of juist heel vroeg wakker worden. Dit kan snel voelen als "mijn kind wil niet slapen", terwijl het eigenlijk om timing en slaapdruk gaat.

Ook separatieangst speelt een rol. Rond 9–12 maanden beseft je baby beter dat jij weg kunt gaan en niet direct terugkomt. Dat kan zich uiten in huilen bij weggaan, vastklampen aan je lichaam of wakker worden en direct troost zoeken. Vooral ’s nachts, als het donker en stil is, kan deze behoefte aan nabijheid sterker worden. Tot slot kunnen tanden, een verkoudheid of drukte overdag (oppas, opvang, reizen) de slaap tijdelijk extra verstoren. Bij twijfel over pijn, ziekte of koorts is het altijd belangrijk om je huisarts of consultatiebureau te raadplegen.

Slaapregressie 11 maanden bij 4–12 maanden: wat is normaal?

In de brede groep 4–12 maanden verandert slaap continu. Rond 4–6 maanden zie je vaak een bekende terugval, vaak gekoppeld aan de 4 maanden sprong. Later rond 7–9 maanden kan een slaapregressie 7 maanden of 8 maanden sprong optreden. De fase rond 11 maanden is dus niet losstaand, maar onderdeel van een reeks veranderingen in het eerste jaar.

Wat je vaak ziet in de groep 4–12 maanden: het aantal nachtvoedingen neemt geleidelijk af, baby’s kunnen steeds langer aaneengesloten slapen en hebben baat bij voorspelbare routines. Tegelijk blijft het normaal dat er nog nachtelijk contact is. Sommige baby’s slapen al langere blokken, anderen worden nog meerdere keren wakker. Een tijdelijke toename van wakker worden rond 11 maanden past binnen die variatie, zeker als je baby overdag veel leert en beweegt.

Belangrijk is om het totaalplaatje te bekijken. Eet en drinkt je baby goed, groeit hij, is hij overdag meestal tevreden en zie je geen alarmsignalen zoals aanhoudende hoge koorts, benauwdheid of extreem ontroostbaar huilen? Dan is een fase van slechter slapen meestal een ontwikkelingsgebonden terugval. Bij twijfel of zorgen over gezondheid of ontwikkeling is het verstandig om contact op te nemen met de huisarts of het consultatiebureau.

Slaapregressie 11 maanden bij 1–2 jaar: dreumes in ontwikkeling

Soms gebruiken ouders de term slaapregressie 11 maanden ook wat ruimer, bijvoorbeeld als hun kind 13–18 maanden is en opnieuw slechter gaat slapen. In de leeftijd 1–2 jaar komt dit regelmatig voor. Je kind is nu een dreumes: hij loopt misschien, klimt, begrijpt eenvoudige opdrachten en wordt steeds zelfstandiger, maar heeft jou tegelijk hard nodig als veilige basis.

Rond 14–18 maanden zie je vaak nieuwe sprongetjes, die ook op de slaap kunnen drukken. Denk aan de 14 maanden sprong, een mogelijke slaapregressie 14 maanden of later de 18 maanden sprong. Veel dreumesen gaan in deze periode van twee naar één dutje per dag. Dat is een grote verandering voor het slaapsysteem en kan zorgen voor oververmoeidheid, vroeg wakker worden of juist strijd bij bedtijd.

Daarnaast wordt separatieangst vaak opnieuw sterker in het tweede jaar. Je dreumes begrijpt meer, maar kan emoties nog niet reguleren. Hij kan bij bedtijd ineens niet meer alleen willen zijn, aan je hangen of intens huilen als je weggaat. Dit vraagt om duidelijke, liefdevolle grenzen én veel nabijheid. Lang laten huilen is in deze leeftijdsfase niet wenselijk; je kind heeft je hulp nodig om spanning af te bouwen. Zachte methoden met veel troost en stap-voor-stap meer zelfstandigheid passen beter bij deze ontwikkelingsfase.

Herkennen: is het echt slaapregressie of speelt er iets anders?

Niet elk slaapprobleem rond 11 maanden is een slaapregressie. Het helpt om een paar vragen langs te lopen. Is het slapen de afgelopen weken duidelijk verslechterd na een periode waarin het redelijk goed ging? Zie je tegelijk nieuwe vaardigheden (optrekken, klappen, brabbelen, eerste stapjes) of meer verlatingsangst? En zijn er geen duidelijke medische klachten zoals aanhoudende koorts, piepende ademhaling of slecht drinken? Dan is de kans groot dat ontwikkeling een grote rol speelt.

Let ook op het patroon van de dag. Als dutjes heel laat eindigen of juist veel te kort zijn, kan je kind over- of ondervermoeid raken. Dat zie je terug in moeilijk inslapen, veel wakker worden of vroeg wakker worden. Soms lijkt het dan een slaapregressie 11 maanden, terwijl een kleine aanpassing in het dagschema al veel rust kan geven. Ook te veel prikkels vlak voor bedtijd (fel licht, schermen, druk spel) kunnen zorgen voor onrustig slapen.

Twijfel je of je kind pijn heeft, ziek is of extreem overstuur raakt, ook overdag? Neem dan altijd contact op met huisarts of consultatiebureau. Zij kunnen met je meekijken of er meer onderzoek nodig is. Als de gezondheid goed lijkt, maar slapen blijft moeizaam, kan het helpend zijn om samen met een professional naar patronen en gewoonten te kijken, bijvoorbeeld via een van de slaapcoaches.

Zacht omgaan met huilen: wat wel en wat niet?

Bij slaapregressie 11 maanden is huilen vaak een groot thema. Je baby of dreumes is moe, wil misschien niet in bed, of schrikt wakker en roept om jou. Kinderen lang laten huilen is nooit gewenst. Huilen is een signaal van spanning, ongemak of behoefte aan nabijheid. Je kind heeft jouw troost nodig om weer te kunnen ontspannen.

Er bestaan verschillende slaapmethoden waarbij huilen een rol speelt. Strikte cry-out methoden, waarbij je je kind laat huilen zonder troost te bieden, raad ik niet aan. Ze gaan voorbij aan de behoefte aan veiligheid en kunnen de stress bij zowel kind als ouder vergroten. Ook gecontroleerd laten huilen (controlled crying of Ferber) verdient veel voorzichtigheid, zeker onder de 1 jaar. Als ouders deze methode toch overwegen, dan alleen als laatste optie, in korte intervallen en altijd met ruimte om direct te stoppen bij excessief huilen.

Zachte, responsieve methoden hebben de voorkeur. Dat betekent dat je altijd reageert op huilen, troost biedt en stap-voor-stap kijkt hoeveel nabijheid je kind nodig heeft. Soms is dat een hand op de rug en zachte woorden, soms even oppakken en weer neerleggen, soms samen op de kamer blijven tot je kind rustiger is. Merk je dat je kind overstuur raakt, harder gaat huilen of in paniek lijkt? Stop direct met wat je doet en kies een veiligere, meer troostende aanpak. Jouw gevoel als ouder is hierbij een belangrijke graadmeter.

Praktische stappen: wat kun je doen bij slaapregressie 11 maanden?

Bij slaapregressie 11 maanden helpt een combinatie van structuur, nabijheid en kleine aanpassingen in het dagschema. Het doel is niet om je kind "te trainen", maar om de omstandigheden zo gunstig mogelijk te maken zodat slapen weer makkelijker wordt. Verwacht geen wonderen in één nacht; vaak zie je geleidelijke verbetering over dagen tot weken.

Een aantal basisstappen kan veel verschil maken:

  1. Zorg voor een voorspelbaar bedtijdritueel
  2. Let op de timing en lengte van dutjes
  3. Creëer een rustige, donkere slaapomgeving
  4. Bied extra nabijheid bij inslapen als dat nodig is
  5. Reageer ’s nachts rustig en consequent
  6. Verlaag overdag de prikkels als je kind erg moe is
  7. Geef jezelf als ouder ook rust en steun waar mogelijk

Deze stappen zijn geen strak schema dat je precies moet volgen, maar een kapstok waar je je eigen gezinssituatie aan kunt ophangen. Elk kind is anders; het is normaal dat je soms moet uitproberen wat bij jullie past.

Een stevig slaapritueel: veiligheid en voorspelbaarheid

Een vast slaapritueel helpt je baby of dreumes om te schakelen van actief naar ontspannen. Rond 11 maanden is je kind al heel gevoelig voor patronen. Een herkenbare volgorde van handelingen geeft veiligheid: "Als we dit doen, komt daarna slapen." Denk aan: opruimen, pyjama, slaapzak, nog even rustig spelen of boekje lezen, tanden poetsen, knuffelmoment, liedje, bed.

Kies een ritueel van ongeveer 15–30 minuten, afhankelijk van leeftijd en temperament. Voor een baby van 4–12 maanden is kort en rustig vaak voldoende: verschonen, slaapzak aan, fles of borst, kort liedje, bed. Voor een dreumes van 1–2 jaar kan een iets langer ritueel met een boekje of rustig kletsen fijn zijn. Belangrijk is dat het elke avond ongeveer hetzelfde is, in dezelfde volgorde, met dezelfde rustige toon.

Let op prikkels: fel licht, druk spel en schermen vlak voor bedtijd maken inslapen moeilijker. Kies liever voor zacht licht, rustige stem en voorspelbare stappen. Merk je dat je kind bij een bepaald onderdeel juist drukker wordt (bijvoorbeeld wilde spelletjes vlak voor bed)? Schuif dat dan naar eerder op de avond en houd het stuk direct voor bed meer kalm en voorspelbaar.

Dutjes en dagritme: de rol van slaapdruk

Slaapregressie 11 maanden hangt vaak samen met veranderingen in dutjes. Je baby kan ineens langer wakker blijven, of juist extreem moe raken als een dutje te laat komt. Slaapdruk is de natuurlijke behoefte om te slapen die opbouwt terwijl je wakker bent. Te weinig slaapdruk bij bedtijd geeft strijd en spelen in bed; te veel slaapdruk geeft oververmoeidheid en onrustig slapen.

In de leeftijd 4–12 maanden hebben veel baby’s nog twee tot drie dutjes per dag. Rond 9–11 maanden zie je vaak de overgang van drie naar twee dutjes. Dat kan tijdelijk zorgen voor kortere dutjes of vroege ochtenden. Soms helpt het om een kort derde dutje te behouden op dagen dat je kind erg moe is, en dit rustig af te bouwen zodra de twee dutjes wat langer worden. Bij twijfel kun je kijken naar signalen van je baby: in de ogen wrijven, wegkijken, hangerig worden.

Tussen 1 en 2 jaar vindt vaak de overgang van twee naar één dutje plaats. Dat is een grote stap voor het slaapsysteem. In deze periode kan je kind dagen hebben met twee dutjes en dagen met één. Probeer bedtijd aan te passen aan de dag: na één lang middagdutje vaak iets vroeger naar bed, na twee kortere dutjes kan bedtijd iets later. Soms is het nodig om een dutje iets in te korten om te voorkomen dat je kind ’s avonds nog te wakker is, zeker als hij structureel te vroeg wakker wordt.

Zachte methoden om zelfstandig(er) te leren slapen

Rond 11 maanden en in de leeftijd 1–2 jaar willen sommige ouders werken aan meer zelfstandigheid bij het inslapen. Dat kan, zolang het op een zachte, responsieve manier gebeurt. Je kind hoeft niet volledig zelfstandig te slapen om goed te kunnen slapen, maar iets meer voorspelbaarheid en duidelijke stappen kunnen wel helpen.

Bekende zachte methoden zijn bijvoorbeeld de pick up put down methode, waarbij je je baby troost door op te pakken en weer neer te leggen zodra hij rustiger is. Ook de chair methode, waarbij je op een stoel naast het bed zit en stap-voor-stap verder weg gaat, kan voor oudere baby’s en dreumesen passend zijn. Bij alle methoden geldt: reageer op huilen, bied troost, en stop direct als je merkt dat je kind overstuur raakt.

Sommige ouders kiezen voor een vorm van slaaptraining of meer specifieke slaaptraining baby 6 maanden technieken als hun kind wat ouder is. Belangrijk is dat je altijd kijkt naar de leeftijd, het temperament van je kind en je eigen gevoel. Methoden waarbij je je kind langere tijd laat huilen zonder troost, zijn niet wenselijk. Als je merkt dat je vastloopt of het emotioneel te zwaar wordt, kan het helpend zijn om tijdelijk pas op de plaats te maken en eventueel professionele begeleiding te zoeken.

Veiligheid en slaapomgeving rond 11 maanden en in het tweede jaar

Naast ritme en aanpak speelt de slaapomgeving een grote rol. Een veilige, rustige plek helpt je kind om makkelijker in slaap te vallen en door te slapen. In het eerste jaar is een stevig matras in een leeg ledikant, op de rug slapen en een goed passende slaapzak belangrijk voor de veiligheid. Twijfel je over specifieke risico’s, dan kun je informatie over wiegendood voorkomen raadplegen en bij zorgen altijd je huisarts of consultatiebureau inschakelen.

Rond 11 maanden is een slaapzak vaak een fijne keuze. Je kind blijft warm, kan minder makkelijk uit bed klimmen en heeft geen los dekbed dat over het hoofd kan schuiven. Twijfel je over het juiste moment, dan kun je kijken naar adviezen over vanaf wanneer baby in slaapzak of praktische tips voor een baby in slaapzak. Sommige kinderen draaien veel in bed; een artikel over een baby draait in bed met slaapzak kan dan extra handvatten geven.

In de leeftijd 1–2 jaar blijft het ledikant meestal de veiligste slaapplaats. Overstappen naar een peuterbed wordt vaak pas rond 2–3 jaar geadviseerd, afhankelijk van ontwikkeling en klimgedrag. Als je kind heel vroeg klimt, kun je informatie over tot welke leeftijd ledikant of wanneer kind uit ledikant gebruiken om een weloverwogen keuze te maken. Een te vroege overgang naar een groter bed kan juist meer onrust en nachtelijk rondlopen geven.

Conclusie: slaapregressie 11 maanden is zwaar, maar meestal tijdelijk

Slaapregressie 11 maanden kan voelen als een grote stap terug. Je baby of dreumes die eerst redelijk sliep, wordt ineens vaker wakker, huilt meer of wil niet meer in bed. In de meeste gevallen hangt dit samen met ontwikkeling: motorische mijlpalen, meer bewustzijn, separatieangst en veranderingen in het dutjesritme. Het is begrijpelijk dat dit zwaar is, zeker als je zelf moe en onzeker bent.

Door te focussen op een voorspelbaar ritueel, een passend dagritme, een veilige slaapomgeving en zachte, responsieve ondersteuning, help je je kind om deze fase door te komen. Er is geen één perfecte aanpak die voor elk kind werkt; het gaat om zoeken naar wat bij jullie past, binnen veilige grenzen en met respect voor de emoties van je kind. Merk je dat je zorgen houdt of dat het slapen maar niet verbetert, dan is het altijd verstandig om samen met een professional mee te kijken.

Met tijd, ontwikkeling en jouw liefdevolle aanwezigheid stabiliseert het slapen meestal weer. De vaardigheden die nu voor onrust zorgen – staan, lopen, praten, meer bewustzijn – worden uiteindelijk de basis voor een zelfverzekerd kind dat zich veilig genoeg voelt om rustig te slapen.

Veelgestelde vragen

Slaapregressie rond 11 maanden kan al vanaf ongeveer 9 maanden starten en soms doorlopen tot na de eerste verjaardag. Het gaat minder om de exacte leeftijd en meer om het patroon: een tijdelijke terugval in slapen na een periode waarin het beter ging.

Let op het totaalbeeld: drinkt en eet je kind redelijk, plast hij voldoende, groeit hij en is hij overdag meestal redelijk tevreden? Bij twijfel, aanhoudende koorts, benauwdheid, slecht drinken of extreem ontroostbaar huilen is het altijd belangrijk om je huisarts of consultatiebureau te raadplegen.

Blijf ’s nachts zo rustig en voorspelbaar mogelijk: weinig licht, weinig praten, kort troosten en weer terug naar bed. Probeer vaste stappen te gebruiken, bijvoorbeeld kort knuffelen, in bed leggen, rustig aaien en een zacht zinnetje dat je herhaalt. Als je merkt dat je kind alleen maar onrustiger wordt, schakel dan terug naar meer nabijheid en kijk later opnieuw of je kleine stapjes richting meer zelfstandigheid kunt zetten.

Veel ouders merken binnen enkele weken weer verbetering als ze zorgen voor een passend ritme, een voorspelbaar ritueel en voldoende nabijheid. Soms gaat het sneller, soms duurt het wat langer, zeker als er tegelijk tanden, ziekte of grote veranderingen spelen. Zie het als een fase die voorbijgaat, geen blijvende situatie.

Als je al verschillende dingen hebt geprobeerd, maar je kind blijft erg onrustig slapen en jij zelf op je tandvlees loopt, is het verstandig om hulp in te schakelen. Dat kan via het consultatiebureau, de huisarts of een gespecialiseerde slaapcoach die met jullie mee kan kijken naar patronen, gewoonten en passende oplossingen.

Redactie Slaapcoachvinden.nl

Redactie Slaapcoachvinden.nl

Delen:

Hulp nodig bij slaapproblemen?

Vind een gekwalificeerde slaapcoach in jouw buurt en verbeter je slaapkwaliteit.

Gerelateerde slaaptips

Interessante slaaptips

Ontdek meer waardevolle tips en inzichten over slaap en welzijn

Uitgelichte slaapcoaches

Ontdek gekwalificeerde slaapcoaches die je kunnen helpen