Slaaptraining & methodes
5 december 2025
12 min lezen
Slaaptraining peuter 2 jaar die rustig in eigen bed in slaap valt met ouder naast het bed

Slaaptraining peuter: 7 zachte stappen voor rust

Slaaptraining peuter betekent je kind op een rustige, voorspelbare manier leren om zelf in slaap te vallen en beter door te slapen. Het gaat niet om streng zijn, maar om duidelijkheid, veiligheid en herhaling.

Veel ouders van peuters van 1 tot 3 jaar zitten vast in een patroon van eindeloos terug naar de kamer lopen, nachtelijk voeden, naast het bed liggen of samen in het ouderbed slapen terwijl dat eigenlijk niet (meer) de bedoeling is. Je bent moe, je peuter is moe, en toch lijkt er niets te veranderen.

In dit artikel lees je hoe je met zachte, respectvolle slaaptraining je peuter stap voor stap kunt helpen. Je krijgt concrete leeftijdsspecifieke tips voor 1–2 jaar en 2–3 jaar, duidelijke keuzes tussen verschillende methodes en een realistisch beeld van wat je wel en niet van slaaptraining bij een peuter mag verwachten.

Wat is slaaptraining bij een peuter (1–3 jaar) nu echt?

Slaaptraining bij een peuter is het proces waarin je je kind helpt om meer voorspelbaar, zelfstandig en ontspannen te leren slapen. Het draait om het aanleren van nieuwe slaapgewoonten, niet om je kind laten huilen tot het opgeeft. De kern is: duidelijke routines, voorspelbare reacties van jou, en kleine, haalbare stapjes.

Bij peuters van 1–2 jaar speelt vooral separatieangst een grote rol. Ze willen je dichtbij, juist rond bedtijd. Slaaptraining in deze fase betekent dus vooral: veiligheid bieden, veel fysieke nabijheid en troost, maar ook zachte grenzen rondom slapen. Denk aan een vast slaapritueel, duidelijk afscheid nemen en je peuter stap voor stap leren dat hij in zijn eigen bed kan slapen.

Tussen 2 en 3 jaar komt daar een sterke drang naar autonomie bij. Je peuter wil zelf kiezen, onderhandelt over nog een boekje en test grenzen. Slaaptraining peuter in deze leeftijdsgroep draait daarom ook om duidelijke regels, consequente afspraken en je kind betrekken bij keuzes, bijvoorbeeld over welk pyjamaatje of welk knuffeltje mee naar bed gaat. Met de juiste aanpak kun je samen naar meer rust toewerken, zonder strijd als vast onderdeel van de avond.

Wanneer is je peuter klaar voor slaaptraining (1–2 jaar en 2–3 jaar)?

Je kunt met zachte slaaptraining starten zodra je kind een peuter is en lichamelijk gezond oogt, meestal ergens tussen 12 en 18 maanden. Veel kinderen zijn dan toe aan minder hulp bij het inslapen, maar hebben nog wel veel nabijheid nodig. Een goed moment is wanneer je merkt dat je peuter alleen nog in slaap valt met intensieve hulp (bijvoorbeeld alleen op de arm, aan de borst of met eindeloos wiegen), terwijl jij dat niet meer volhoudt.

Bij 1–2 jaar is het belangrijk dat je rekening houdt met sprongetjes en ontwikkelingsfases. Rond 14, 15, 16, 17, 18 en 20 maanden kunnen sprongen en slaapregressies tijdelijk voor meer onrust zorgen. Als je herkent dat je kind juist rond zo’n periode extra onrustig is, kun je slaaptraining beter heel mild houden of even uitstellen tot de ergste onrust voorbij is.

Voor peuters van 2–3 jaar is een goed startmoment vaak wanneer je langere tijd dezelfde problemen ziet: elke avond strijd bij naar bed gaan, veel uit bed komen, of ’s nachts vaak roepen. Ook overgangsmomenten, zoals nadenken over wanneer kind uit ledikant of richting peuterbed, kunnen aanleiding zijn om eerst het slaapgedrag te stabiliseren. Twijfel je of slaaptraining nu verstandig is door ziekte, heftige gebeurtenissen of grote veranderingen in jullie gezin, overleg dan met het consultatiebureau of je huisarts.

Basisvoorwaarden: zonder deze punten heeft slaaptraining weinig kans

Voor je actief begint met slaaptraining peuter, is het belangrijk dat een paar basisvoorwaarden op orde zijn. Anders wordt het voor je kind bijna onmogelijk om goed te slapen, hoe consequent jij ook bent. Denk aan een passende bedtijd, een voorspelbaar dagritme en een duidelijke scheiding tussen dag en nacht.

Een vaste bedtijd helpt het lichaam van je peuter om in een ritme te komen. De meeste peuters van 1–3 jaar doen het goed op een bedtijd ergens tussen 18.30 en 20.00 uur, afhankelijk van hoe laat ze opstaan en of ze nog een dutje doen. Te laat naar bed zorgt bij veel kinderen juist voor meer onrust, druk gedrag en moeilijk inslapen. Merk je dat je peuter extreem vroeg wakker is, kijk dan ook eens naar tips rond te vroeg wakker in combinatie met jouw avondroutine.

Daarnaast heeft een rustige, prikkelarme slaapomgeving veel invloed. Een donkere kamer, niet te warm, geen schermen in de laatste uur voor bedtijd en een vertrouwd bedje maken het makkelijker om in slaap te vallen. Voor sommige peuters helpt het als hun vertrouwde baby in slaapzak is gebleven of als ze een knuffel of doekje hebben dat alleen bij het slapen hoort. Als deze basis niet klopt, voelt slaaptraining voor je peuter al snel als ‘extra moeilijk’, terwijl je met wat aanpassingen in de omgeving vaak al een deel van de winst pakt.

Een stevig slaapritueel als fundament (1–2 jaar en 2–3 jaar)

Een voorspelbaar slaapritueel is misschien wel het krachtigste onderdeel van slaaptraining bij een peuter. Het ritueel vertelt het lijf en brein: nu gaan we richting slapen. Kies een kort en haalbaar ritueel van ongeveer 20–30 minuten, dat je elke avond op bijna dezelfde manier doet. Dat geeft je kind houvast en veiligheid.

Een simpel ritueel kan bijvoorbeeld zijn: opruimen, pyjama, tandenpoetsen, nog even rustig spelen of knuffelen op de kamer, boekje lezen, liedje zingen, knuffel geven en dan in bed. Houd de volgorde zoveel mogelijk gelijk. Peuters herkennen deze vaste volgorde snel en gaan op den duur al gapen bij het eerste onderdeel van het ritueel. Voor inspiratie kun je kijken naar ideeën voor een rustig slaapritueel dat past bij jullie gezin.

Voor kinderen van 1–2 jaar mag het ritueel vooral warm en fysiek nabij zijn: veel knuffelen, zacht praten, samen een boekje kijken. Voor 2–3 jarigen kun je er meer taal en keuzes in brengen: je peuter zelf een boek laten kiezen of laten kiezen tussen twee liedjes. Let er wel op dat je geen onderhandelshow krijgt met vijf extra boekjes. Kondig vooraf duidelijk aan: nog één boekje, dan is het tijd om te slapen. Consequent zijn in het afronden van het ritueel is een belangrijk onderdeel van slaaptraining peuter.

Zachte methodes voor slaaptraining peuter (zonder lang huilen)

Bij peuters werken vooral geleidelijke, zachte methodes goed. Het doel is dat je kind stap voor stap minder hulp nodig heeft om in slaap te vallen, terwijl jij wel beschikbaar en responsief blijft. Kinderen lang laten huilen is nooit gewenst. Als je kind excessief huilt, stop je direct met wat je doet en ga je terug naar troosten en nabijheid.

Een veelgebruikte zachte methode is de zogenaamde aanwezigheidstraining: je blijft bij je kind in de kamer terwijl hij in bed ligt, en je bouwt jouw hulp langzaam af. Je kunt starten met naast het bed zitten, hand vasthouden of zachtjes over de rug aaien. Als dat na een paar dagen goed gaat, verminder je de fysieke aanraking en ben je vooral verbaal geruststellend aanwezig. Later kun je je stoel wat verder van het bed zetten, vergelijkbaar met de principes van de chair methode, maar dan aangepast aan wat jouw peuter aan kan.

Een andere zachte aanpak is de waiting- of pauzeermethode. Hierbij reageer je nog steeds op je kind, maar je wacht heel even voordat je naar binnen gaat, bijvoorbeeld 30 tot 60 seconden. In die tijd kan je peuter soms zelf weer tot rust komen. Deze aanpak lijkt op de waiting approach methode, maar bij peuters is het belangrijk dat de wachttijden kort blijven en dat je altijd stopt als het huilen heftig of paniekerig wordt. De rode draad: je kind hoeft het niet alleen te doen, jij blijft zijn veilige basis.

Leeftijdsspecifieke aanpak: slaaptraining peuter 1–2 jaar

Bij peuters van 1–2 jaar staat veiligheid en nabijheid centraal. Veel kinderen in deze leeftijd hebben nog één dutje overdag nodig en kunnen rond bedtijd behoorlijk moe en prikkelbaar zijn. Slaaptraining betekent hier vooral: voorspelbaarheid creëren, je kind helpen tot rust te komen en je eigen hulp stap voor stap verkleinen.

Een praktisch stappenplan kan er zo uitzien: de eerste drie tot vijf dagen blijf je bij je kind totdat hij slaapt. Je zit naast het bed, zingt eventueel zachtjes of legt af en toe een hand op zijn rug. Wordt je peuter overstuur, dan mag je hem gerust even oppakken en troosten, maar je legt hem weer terug zodra hij rustiger is. De volgende dagen probeer je minder actief te helpen: minder aaien, meer alleen je stem gebruiken. Zo leert je kind dat hij in zijn eigen bed in slaap kan vallen, met jou dichtbij.

Rond 14 tot 18 maanden kunnen sprongen, zoals de 14 maanden sprong, de 15 maanden sprong of de 18 maanden sprong, tijdelijk voor meer onrust zorgen. Merk je dat je peuter opeens weer slechter slaapt terwijl het net beter ging, dan kan dit meespelen. In zo’n fase is het vaak verstandig om de lat lager te leggen: houd de routine vast, bied wat extra troost en pak de slaaptraining weer iets actiever op als de storm wat is gaan liggen.

Leeftijdsspecifieke aanpak: slaaptraining peuter 2–3 jaar

Bij peuters van 2–3 jaar speelt wilskracht een grote rol. Je kind wil zelf bepalen, komt uit bed, vraagt om water, nog een knuffel of nog een verhaaltje. Slaaptraining peuter in deze leeftijd vraagt daarom om duidelijke regels én ruimte voor keuze binnen die regels. Dat helpt je kind om zich gezien te voelen, terwijl de structuur overeind blijft.

Een handig hulpmiddel is een vast avondprotocol met beperkte keuzes. Bijvoorbeeld: jij kiest dat er twee boekjes worden gelezen, je peuter mag kiezen welke. Jij bepaalt dat het licht na het liedje uitgaat, je peuter mag kiezen welke knuffel erbij ligt. Kondig de stappen van tevoren rustig aan en blijf vriendelijk maar standvastig als je kind toch meer wil. Voor ouders van een kind 3 jaar is dit vaak extra herkenbaar: de onderhandelingsfase is dan vaak in volle gang.

Als je peuter steeds uit bed komt, kun je werken met een consequente terug-breng-methode. Je brengt je kind rustig en kort terug naar bed, steeds met dezelfde woorden, bijvoorbeeld: “Het is slaaptijd, jij slaapt in je eigen bed.” Geen lange discussies, geen boos worden, maar ook niet meegaan in eindeloze verzoeken. Dit vraagt in het begin veel van je energie, maar na een aantal avonden snappen veel kinderen de nieuwe regel. Belangrijk blijft: als je kind echt overstuur raakt of bang lijkt, neem je meer tijd voor troost en eventueel een kort gesprekje over wat er lastig is.

Over huilen bij slaaptraining: grenzen, risico’s en alternatieven

Bij slaaptraining peuter hoort soms huilen. Huilen is een manier waarop je kind spanning kwijt kan raken en aangeeft dat iets moeilijk is. Toch is het essentieel om hier heel zorgvuldig mee om te gaan. Kinderen lang laten huilen is nooit gewenst. Als je merkt dat je peuter paniekerig, ontroostbaar of langdurig hevig huilt, stop je direct met de gekozen aanpak en ga je terug naar troosten en nabijheid.

Strikte cry-out methodes, waarbij je je kind bewust langere tijd alleen laat huilen, zijn niet passend voor peuters. Ook varianten als de cry out methode of de cry it out methode zijn voor jonge kinderen emotioneel erg zwaar en brengen risico’s met zich mee voor het gevoel van veiligheid. Als je ergens hebt gelezen dat dit ‘de enige manier’ zou zijn, is het belangrijk om te weten dat er veel mildere alternatieven zijn die beter aansluiten bij de behoefte aan nabijheid in deze leeftijd.

Een wat bekendere methode is controlled crying of de Ferber-methode, waarbij je in oplopende intervallen teruggaat naar je kind. Voor peuters van 1–3 jaar raad ik dit alleen als allerlaatste optie aan, en dan nog met zeer korte intervallen en veel aandacht voor signalen van overprikkeling. In de praktijk zijn er bijna altijd vriendelijkere routes mogelijk: aanwezigheidstraining, de stoel geleidelijk verplaatsen, kort pauzeren voor je reageert, of een combinatie daarvan. Blijf altijd goed naar je kind kijken en volg je gevoel. Als het niet goed voelt, is dat een signaal om de aanpak aan te passen.

Veelvoorkomende struikelblokken en hoe je ze oplost

Zelfs met een goed plan loop je bij slaaptraining peuter vaak tegen hobbels aan. Een veelvoorkomend probleem is dat ouders te snel wisselen van aanpak. De ene avond blijf je bij je kind, de volgende avond laat je hem langer huilen, daarna neem je hem weer in je bed. Dat is heel begrijpelijk uit vermoeidheid, maar voor je peuter erg verwarrend. Probeer daarom een gekozen methode minimaal vijf tot zeven dagen redelijk consequent vol te houden, tenzij je kind echt extreem heftig reageert.

Een andere struikelblok is het dutje overdag. Rond 2–3 jaar komt het moment dat je peuter misschien een dutje overslaan nodig heeft of minder lang hoeft te slapen overdag. Te lang of te laat slapen in de middag kan het inslapen ’s avonds bemoeilijken. Tegelijk kan te weinig slaap overdag juist zorgen voor oververmoeidheid en strijd. Het is dus zoeken naar de balans: meestal één dutje, niet te laat op de dag, en kijken hoe je kind daarop reageert.

Ook overgangsmomenten zoals nadenken over vanaf wanneer peuterbed of wanneer over naar peuterbed kunnen tijdelijk voor onrust zorgen. Als je peuter net leert in een nieuw bed te slapen, is het verstandig om slaaptraining pas te intensiveren nadat hij aan het nieuwe bed gewend is. Stabiliseer eerst de basis (veilig voelen in het bed, begrijpen dat hij daar slaapt) en voeg daarna pas extra stappen toe richting meer zelfstandigheid.

Wanneer extra hulp bij slaaptraining peuter verstandig is

Soms doe je alles ‘volgens het boekje’ en blijft slapen toch een groot probleem. Misschien slaapt je peuter structureel maar heel weinig, is hij overdag extreem prikkelbaar of reageert hij heel heftig op elke vorm van verandering in het slaapritueel. Of je maakt je zorgen over zijn ontwikkeling in combinatie met slapen. In al die gevallen is het verstandig om niet in je eentje te blijven worstelen.

Bij zorgen over de gezondheid, groei of ontwikkeling van je kind is de eerste stap altijd het consultatiebureau of de huisarts. Zij kunnen met je meedenken, lichamelijke oorzaken uitsluiten en je zo nodig doorverwijzen. Slaaptraining is geen vervanging voor medische beoordeling. Als je onderbuikgevoel zegt dat er meer speelt dan ‘gewoon moe zijn’, neem dat serieus.

Daarnaast kan het helpend zijn om met iemand mee te kijken die gespecialiseerd is in slaap bij jonge kinderen. Op de pagina met slaapcoaches vind je professionals die samen met jou kunnen zoeken naar een aanpak die past bij jouw kind, jouw gezin en jouw opvoedstijl. Soms is een kleine aanpassing in het ritme, de verwachtingen of jouw reactiepatronen al genoeg om weer beweging te krijgen.

Conclusie

Slaaptraining peuter is geen strak schema dat je even toepast en dan ‘klaar’ bent. Het is een proces waarin je je kind stap voor stap helpt om zich veilig en ontspannen te voelen rond slapen, terwijl jij duidelijke grenzen biedt. Voor peuters van 1–2 jaar ligt de nadruk vooral op nabijheid, voorspelbaarheid en het rustig afbouwen van jouw hulp. Voor peuters van 2–3 jaar komen daar duidelijke regels, beperkte keuzes en consequente reacties op uit-bed-gedrag bij.

Met een passend dagritme, een stevig slaapritueel, een zachte methode en realistische verwachtingen kun je veel bereiken, vaak zonder dat huilen de hoofdrol hoeft te spelen. Blijf altijd kijken naar jouw kind, pas de aanpak aan als het niet goed voelt en schakel tijdig hulp in als zorgen blijven. Elk kind is anders, maar met aandacht, geduld en een liefdevol duidelijke aanpak kun je meestal toewerken naar meer rust voor je peuter én voor jezelf.

Veelgestelde vragen

Bij de meeste kinderen kun je rond 12 maanden voorzichtig starten met zachte slaaptraining. De nadruk ligt dan op routine, voorspelbaarheid en nabijheid, niet op alleen laten huilen. Kijk altijd naar je kind: voelt hij zich verder gezond, ontwikkelt hij zich passend en oogt hij overdag meestal tevreden, dan is dat een goed uitgangspunt.

Slaaptraining hoort nooit te betekenen dat je je kind lang laat huilen zonder troost of nabijheid. Als je peuter heftig, paniekerig of langdurig blijft huilen, stop je direct met de gekozen aanpak en ga je terug naar troosten. Blijf je je zorgen maken over het huilen, overleg dan met het consultatiebureau of je huisarts.

Begin met het op orde brengen van het dagritme en een vast slaapritueel. Kies daarna een zachte methode, zoals bij je kind blijven tot het slaapt en je hulp in kleine stapjes afbouwen. Houd deze aanpak minimaal vijf tot zeven dagen redelijk consequent vol, zodat je peuter de kans krijgt om te wennen.

Veel ouders merken binnen één tot twee weken een eerste verbetering, bijvoorbeeld sneller inslapen of minder vaak wakker worden. Bij sommige kinderen gaat het sneller, terwijl andere peuters meer tijd nodig hebben of tijdelijk terugval laten zien bij sprongen of spannende gebeurtenissen. Blijf realistische verwachtingen houden en vier ook kleine stapjes vooruit.

Terugval komt vaak voor, bijvoorbeeld bij ziekte, sprongetjes of veranderingen zoals een nieuw bed. Probeer in zo’n periode de basis (ritme, ritueel, duidelijke regels) vast te houden, maar bied wat extra troost waar nodig. Als de situatie weer rustiger is, kun je de gekozen methode opnieuw consequent toepassen of eventueel aanpassen, bijvoorbeeld bij de overgang naar een peuterbedje.

Redactie Slaapcoachvinden.nl

Redactie Slaapcoachvinden.nl

Delen:

Hulp nodig bij slaapproblemen?

Vind een gekwalificeerde slaapcoach in jouw buurt en verbeter je slaapkwaliteit.

Gerelateerde slaaptips

Interessante slaaptips

Ontdek meer waardevolle tips en inzichten over slaap en welzijn

Uitgelichte slaapcoaches

Ontdek gekwalificeerde slaapcoaches die je kunnen helpen