Leeftijdsgidsen
6 december 2025
10 min lezen
kind 20 maanden dat rustig in een ledikant ligt te slapen in een donkere slaapkamer

Kind 20 maanden: zo krijg je rust in het slaapritme

Een kind van 20 maanden zit in een drukke ontwikkelfase, en dat merk je vaak aan het slapen. Veel ouders zien opeens meer nachtelijk wakker worden, strijd bij het naar bed gaan of kortere dutjes.

Als je kind 20 maanden is, kan slapen een dagelijks puzzelstukje worden: je dreumes wil zelf, protesteert bij het bed en lijkt ineens nooit meer moe. Dat is intens voor jullie allebei en kan je behoorlijk aan het twijfelen brengen.

In dit artikel lees je wat normaal is voor een kind van 20 maanden, hoe een passend dagschema eruit kan zien, waarom slapen juist nu zo kwetsbaar is en welke zachte, praktische stappen je kunt zetten om het slapen rustiger te maken.

Slaap bij een kind van 20 maanden: wat is normaal?

Een kind van 20 maanden heeft gemiddeld tussen de 11 en 14 uur slaap per etmaal nodig, verdeeld over de nacht en meestal nog één dutje overdag. Sommige kinderen redden het prima met iets minder of juist iets meer. Het gaat vooral om hoe je kind overdag functioneert: is het redelijk vrolijk, kan het spelen en herstellen na een dutje, dan zit je vaak in de goede richting.

Rond deze leeftijd slapen veel kinderen ongeveer 10 tot 12 uur per nacht. Een veelvoorkomend patroon is bijvoorbeeld van 19.30 tot 7.00, met één middagdutje van 1 tot 2 uur. Maar er zijn ook kinderen die iets later naar bed gaan en later opstaan. Het belangrijkste is dat er een redelijk vaste structuur in de dag zit en dat bedtijden niet dagelijks sterk wisselen.

Het is normaal dat een kind van 20 maanden nog af en toe wakker wordt in de nacht. Soms is er een slokje water, een korte knuffel of even geruststelling nodig. Veel ouders merken dat hun kind in deze fase meer grenzen opzoekt en ook in de nacht wil checken: "Ben je er nog?" Dat hoort bij de ontwikkeling, maar kan wel vermoeiend zijn. Rustige, voorspelbare reacties helpen je kind om zich weer veilig te voelen.

Dagschema en dutjes: hoeveel slaap heeft een kind 20 maanden nodig?

De meeste kinderen van 20 maanden zitten op één dutje overdag. Dat dutje valt vaak ergens tussen 12.00 en 13.30 en duurt idealiter 1 tot 2 uur. Sommige kinderen zijn al wat eerder toe aan één dutje, anderen hebben op 20 maanden nog af en toe twee korte dutjes nodig, bijvoorbeeld bij ziekte of na een drukke dag. Kijk daarom altijd naar de signalen van je kind in plaats van alleen naar de klok.

Een voorbeeldschema voor een kind van 20 maanden kan er zo uitzien: wakker rond 7.00, dutje van 12.30 tot 14.00 en dan bedtijd rond 19.30. Dit is geen vaste regel, maar een houvast. Merk je dat je kind structureel heel vroeg wakker wordt, dan kan het helpen om bedtijd of dutje iets te verschuiven. In het artikel over een kind dat te vroeg wakker wordt lees je daar meer over.

Soms lijkt het alsof je kind het dutje niet meer nodig heeft, omdat het protesteert bij het naar bed gaan. Toch hebben de meeste kinderen van 20 maanden echt nog baat bij die middagrust. Helemaal stoppen met een dutje kan juist voor meer oververmoeidheid zorgen en daarmee voor meer strijd en wakker worden in de nacht. Als je twijfelt, kun je een periode proberen het dutje iets korter te maken in plaats van het helemaal te schrappen.

Ontwikkeling, sprongen en de 20 maanden sprong

Een kind van 20 maanden leert razendsnel: meer woorden, korte zinnetjes, klimmen, rennen, zelf willen kiezen en "nee" zeggen. Deze mentale en motorische groei maakt het hoofdje erg druk. Veel kinderen verwerken dat juist tijdens de nacht, waardoor ze onrustiger slapen, meer dromen of vaker wakker worden. Dat is vaak tijdelijk, maar kan wel een paar weken aanhouden.

Rond deze leeftijd ervaren veel ouders wat voelt als weer een nieuwe fase of sprongetje. Je kind kan opeens aanhankelijker zijn, sneller boos worden en zich moeilijker laten troosten. Dat kan samenhangen met een bekende 20 maanden sprong. Tijdens zo'n periode heeft je kind extra behoefte aan nabijheid en voorspelbaarheid, juist ook rondom slapen.

In deze ontwikkelperioden helpt het om je verwachtingen wat bij te stellen. Je hoeft niet direct alles aan jullie slaapaanpak te veranderen, maar wel iets meer ruimte te geven voor troost, extra knuffels en misschien een paar minuten langer bij je kind blijven. Tegelijk is het belangrijk om de basis van je routine vast te houden, zodat je kind houvast houdt in alle veranderingen.

Separatieangst en grenzen: waarom je kind ineens protesteert

Rond 20 maanden zie je vaak een combinatie van separatieangst en beginnende peutergrenzen. Je kind begrijpt steeds beter dat jij weggaat als je de kamer uitloopt, maar nog niet dat je ook altijd weer terugkomt. Dat kan spanning geven bij bedtijd en bij nachtelijk wakker worden. Tegelijkertijd ontdekt je dreumes zijn eigen wil en test het wat er gebeurt als het "nee" zegt.

Dit protest is niet per se een teken dat er iets mis is met je aanpak. Het laat vooral zien dat je kind zich ontwikkelt en meer autonomie wil. Het helpt om duidelijk en liefdevol te blijven: je mag grenzen stellen én troosten. Bijvoorbeeld: je kondigt aan dat het bijna bedtijd is, je volgt een vast slaapritueel en blijft consequent in de volgorde en het moment van naar bed gaan.

Bij het inslapen kun je werken met zachte, geleidelijke stappen. Sommige ouders hebben baat bij een aanpak zoals de waiting approach methode, waarbij je je kind kort de kans geeft om zelf tot rust te komen, maar snel reageert als het huilen toeneemt. Belangrijk is dat je altijd alert blijft op de intensiteit van het huilen: kinderen lang laten huilen is nooit gewenst. Stop direct met een aanpak als je kind excessief huilt en kies voor meer nabijheid.

Zacht aanleren van meer zelfstandigheid bij het inslapen

Veel ouders vragen zich rond 20 maanden af of hun kind meer zelfstandig kan leren inslapen. Dat kan, maar het hoeft niet per se. Als jullie huidige manier voor iedereen werkbaar is en veilig voelt, is er geen noodzaak om iets te veranderen. Wil je wel naar meer zelfstandigheid, dan werken zachte, stapsgewijze methoden vaak het prettigst in deze leeftijdsfase.

Een bekende zachte aanpak is de zogenaamde chair methode. Daarbij ben je wel in de kamer, maar bouw je je aanwezigheid langzaam af. Je start bijvoorbeeld naast het bedje, geeft af en toe een aai of zachte woorden, en schuift na een paar dagen je stoel iets verder weg. Zo leert je kind dat jij er bent, ook als je niet direct naast het bed staat. Belangrijk: houd de stappen klein en ga pas verder als je kind zich redelijk veilig voelt bij de huidige stap.

Sommige ouders overwegen in deze fase meer gestructureerde slaaptraining dreumes. Als je daarmee aan de slag wilt, kies dan voor een aanpak met veel troost en aanwezigheid en vermijd methoden waarbij je je kind lang laat huilen. Controlled crying, waarbij je in vaste intervallen terugkomt, wordt soms genoemd als laatste optie, maar vraagt veel van zowel ouder als kind en is niet voor elke situatie passend. Stop altijd direct als het huilen heel heftig wordt of als je gevoel zegt dat dit niet klopt, en overleg bij twijfel met het consultatiebureau of de huisarts.

Overgang naar peuterbed: is een kind 20 maanden daar al aan toe?

Rond 20 maanden beginnen sommige kinderen uit hun ledikant te klimmen of proberen dat. Dat kan spannend zijn en roept de vraag op of het tijd is voor een peuterbed. Voor de meeste kinderen is een ledikant op deze leeftijd nog een veilige en fijne plek. Zolang je kind niet gevaarlijk uit bed klimt, is er vaak geen haast om over te stappen.

Mocht je kind wel veel klimneigingen hebben, dan is het goed om eerst te kijken hoe je de omgeving zo veilig mogelijk maakt. Controleer of het matras op de laagste stand staat en of er geen meubels naast het bed staan waar je kind op kan klimmen. Twijfel je over het moment van overstappen, dan kun je je inlezen in onderwerpen als wanneer kind in peuterbed of wat een passende peuterbed leeftijd is.

De overgang naar een groter bed geeft vaak tijdelijk meer vrijheid en dus ook meer uit-bed-gaan. Voor veel 20-maanden-kinderen is die vrijheid nog best ingewikkeld. Daarom is het soms rustiger om, als het kan, nog even te wachten met een peuterbed. Blijf je je zorgen maken over veiligheid of heb je een kind dat herhaaldelijk gevaarlijk klimt, bespreek dit dan met het consultatiebureau of de huisarts.

Praktische slaaptips voor een kind van 20 maanden

Een voorspelbaar en rustig slaapritueel helpt je kind om de overgang van dag naar nacht te maken. Denk aan ongeveer 20 tot 30 minuten met steeds dezelfde stappen: opruimen, pyjama aan, tandenpoetsen, boekje lezen, knuffel en een vaste zin of liedje. In het artikel over een passend slaapritueel vind je meer ideeën voor de invulling hiervan.

Daarnaast helpt het om overdag voldoende beweging en daglicht te bieden. Ga bij voorkeur elke dag even naar buiten, zeker in de ochtend. Beperk schermen in de laatste anderhalf uur voor bedtijd, omdat prikkels en fel licht het inslapen kunnen verstoren. Probeer ook vaste eetmomenten aan te houden, zodat je kind niet oververmoeid én hongerig naar bed gaat.

Merk je dat je kind steeds later moe wordt of juist heel druk wordt rond bedtijd, dan kan het zijn dat het dutje te laat of te lang is. Soms helpt het om het dutje iets naar voren te halen of een kwartiertje in te korten. Als je twijfelt of het dutje nog nodig is, kan het artikel over een dutje overslaan helpen bij het maken van een afweging. Verander niet elke dag alles, maar geef een nieuwe routine minstens een aantal dagen de tijd.

Wanneer extra hulp inschakelen bij slaapproblemen?

Soms heb je als ouder alles geprobeerd en blijf je vastlopen. Je kind van 20 maanden wordt elk uur wakker, slaapt extreem weinig of is overdag voortdurend uitgeput. Ook kan het zijn dat je zelf zo moe bent dat het niet meer lukt om rustig en consequent te blijven. In zulke situaties is het heel begrijpelijk om extra hulp te zoeken.

Bij zorgen over de gezondheid of ontwikkeling van je kind is het altijd belangrijk om eerst contact op te nemen met het consultatiebureau of de huisarts. Zij kunnen met je meedenken, beoordelen of er aanvullend onderzoek nodig is en je zo nodig doorverwijzen. Twijfel je of iets nog binnen het normale hoort, dan kun je dat gewoon bespreken; je hoeft het niet eerst zelf op te lossen.

Voor ouders die vooral worstelen met structuur, gewoonten of het stap-voor-stap aanpakken van slaapproblemen, kan begeleiding door een van de beschikbare slaapcoaches helpend zijn. Een goede coach kijkt naar jullie hele situatie: het karakter van je kind, jullie gezin, opvoedstijl en eventuele medische aandachtspunten. Zo kun je een aanpak kiezen die zowel effectief als haalbaar en liefdevol voelt.

Samenvatting: slapen met een kind van 20 maanden

Een kind van 20 maanden zit in een intense ontwikkelfase, met groei in taal, motoriek en zelfstandigheid. Dat zie je vaak terug in het slapen: meer protest bij bedtijd, vaker wakker worden en soms kortere dutjes. Gemiddeld heeft een kind in deze leeftijdsgroep 11 tot 14 uur slaap per etmaal nodig, meestal verdeeld over een lange nachtslaap en één middagdutje.

Rust en voorspelbaarheid zijn de basis: een vast dagschema, een herkenbaar slaapritueel en duidelijke, liefdevolle grenzen helpen je kind om zich veilig genoeg te voelen om te slapen. Zachte, stapsgewijze methoden om meer zelfstandigheid bij het inslapen te oefenen passen goed bij deze leeftijd. Blijf altijd alert op het huilen: kinderen lang laten huilen is nooit gewenst, en bij excessief huilen is het belangrijk direct te stoppen met de gekozen aanpak en meer nabijheid te bieden. Blijf je je zorgen maken of loop je vast, dan is het verstandig om samen met het consultatiebureau, de huisarts of een gespecialiseerde professional naar jullie situatie te kijken.

Veelgestelde vragen

De meeste kinderen zitten rond 15 tot 18 maanden op één dutje en houden dat nog een hele tijd vol. Als je kind 20 maanden is, heeft het meestal nog duidelijk behoefte aan die middagrust. Pas als je wekenlang merkt dat je kind het dutje structureel overslaat en toch vrolijk blijft, kun je voorzichtig gaan experimenteren met minder slaap overdag.

Let vooral op hoe je kind overdag is. Een kind dat over het algemeen vrolijk speelt, zich kan concentreren op korte activiteiten en niet de hele dag op het randje van een driftbui zit, krijgt meestal genoeg slaap. Zie je veel hangerigheid, huilerigheid en in slaap vallen op rare momenten, dan kan dat een signaal zijn van oververmoeidheid.

Blijf zo rustig en voorspelbaar mogelijk. Houd het licht gedimd, praat zacht en maak er geen speelmoment van. Geef korte troost, bijvoorbeeld een knuffel of geruststellende woorden, en help je kind weer in slaap in plaats van het helemaal wakker te maken.

Dat verschilt per kind en per situatie. Sommige kinderen hebben een paar nachten meer onrust, bij anderen kan een ontwikkel- of sprongfase enkele weken duren. Merk je dat het langer aanhoudt of steeds erger wordt, dan is het verstandig om je aanpak te evalueren en zo nodig advies te vragen bij het consultatiebureau of de huisarts.

Kijk eerst naar het dagschema: is je kind wel echt moe genoeg op dat moment, of is de wakkertijd nog te kort of juist te lang? Zorg voor een consequent, rustig avondritueel en duidelijke, herhaalde grenzen rond bedtijd. Blijft je kind heel heftig protesteren of raak je zelf uitgeput, dan kan extra ondersteuning, bijvoorbeeld via een vorm van slaaptraining, helpend zijn, mits je kiest voor een zachte, kindgerichte aanpak.

Redactie Slaapcoachvinden.nl

Redactie Slaapcoachvinden.nl

Delen:

Hulp nodig bij slaapproblemen?

Vind een gekwalificeerde slaapcoach in jouw buurt en verbeter je slaapkwaliteit.

Gerelateerde slaaptips

Interessante slaaptips

Ontdek meer waardevolle tips en inzichten over slaap en welzijn

Uitgelichte slaapcoaches

Ontdek gekwalificeerde slaapcoaches die je kunnen helpen